Op 22 april 2014 werd het KB van 26 maart 2014 tot wijziging van sommige bepalingen van het KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende de geldelijke anciënniteit gepubliceerd.
Dit KB bepaalt onder andere dat voor de personeelsleden die sedert 01 december 2008 in dienst zijn getreden bij een lokale politiezone voorafgaande diensten verricht in andere overheidsdiensten of in de privésector of als zelfstandige door de gemeenteraad erkend kunnen worden voor zover deze diensten een beroepservaring vormen die bijzonder nuttig is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangeworven of in dienst wordt genomen bij arbeidsovereenkomst. De gemeenteraad kan deze bevoegdheid delegeren naar de burgemeester.
Het KB van 26 maart 2014 tot wijziging van sommige bepalingen van het KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende de geldelijke anciënniteit voorziet expliciet dat de bevoegdheid inzake valorisering van voorafgaande diensten uit de privé, als zelfstandige of uit andere overheidsdiensten gedelegeerd kan worden naar de burgemeester, die verantwoordelijk is voor het dagelijks beleid van de zone.
Het toekennen van deze delegatiemogelijkheid aan de burgemeester betekent een vereenvoudiging voor de procedure en zorgt ervoor dat de procedure aanzienlijk wordt versneld. Immers, indien de burgemeester zou beslissen over voorgaande diensten kan een personeelslid bij aanwerving onmiddellijk de juiste geldelijke anciënniteit worden toegekend waarop de juiste wedde wordt uitbetaald. Indien de gemeenteraad hierover zou beslissen zit er een periode van 2 maanden tussen aanwerving en correcte uitbetaling van het personeelslid. Indien de gemeenteraad dus de bevoegdheid om diensten uit de privé te valoriseren delegeert naar de burgemeester dan wordt de termijn gemiddeld met 2 maanden verkort.
KB van 26 maart 2014 tot wijziging van sommige bepalingen van het KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten betreffende de geldelijke anciënniteit.
KB van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus.
De Gemeenteraad keurt eenparig het volgende besluit goed.
De bevoegdheid inzake de erkenning van diensten verricht in andere overheidsdiensten of in de privésector of als zelfstandige, voor zover deze diensten een beroepservaring vormen die bijzonder nuttig is voor de functie waarin het personeelslid wordt aangeworven of in dienst wordt genomen bij een arbeidsovereenkomst worden voor de lopende legislatuur gedelegeerd van de gemeenteraad naar de burgemeester.
Een voor eensluidend verklaard afschrift van de besluiten van de burgemeester houdende aanwervingen en benoemingen wordt gestuurd naar de gouverneur in het kader van administratief toezicht.
Dit besluit wordt meegedeeld aan het sociaal secretariaat van de geïntegreerde politie.