Het Gemeenteraadsbesluit van 14 december 2013 houdende aanneming van de Belastingveordening op woningen en/of gebouwen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd of leegstaand, voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019, gewijzigd bij Besluiten van 28 maart 2014 en van 20 november 2015.
Doordat de heffingstermijn verstrijkt op 31 december 2019 dient de stad Oostende deze Belastingverordening opnieuw aan te nemen en dit voor de periode van 01 januari 2020 tot en met 31 december 2025.
De tarieven zijn sinds het aanslagjaar 2005 niet meer aangepast. Daarom is het verantwoord de tarieven aan te passen. Daartegenover staat dat de eigenaar van een geïnventariseerd pand de kans krijgt om in het jaar van de opname in de inventaris het probleem kan aanpakken vooraleer te worden belast.
Ook wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele technische aanpassingen aan de belastingverordening en de bijlagen aan te brengen.
Het Gemeenteraadsbesluit van 14 december 2013, houdende de aanneming van de Belastingverordening inzake de belasting op woningen en/of gebouwen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd of leegstaand voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019, gewijzigd op 28 maart 2014 en op 20 november 2015.
Overwegende dat leegstand, verkrotting en verwaarlozing leiden tot verleodering, ongedierte en criminaliteit aantrekken en het onveiligheidsgevoel doen toenemen;
Ook zijn er enerzijds heel wat mensen op zoek naar een degelijke, betaalbare woning terwijl anderzijds heel wat woningen leegstaan of door de slechte woningkwaliteit nauwelijks de naam woning waardig zijn.
Het is derhalve noodzakelijk om leegstand, verkrotting en verwaarlozing aan te pakken om een leefbare stad te behouden waar iedereen de kans krijgt om op een waardige manier te wonen.
Langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de stad moet voorkomen en bestreden worden omdat langdurige leegstand de kwaliteit van het woningpatrimonium ondermijnt en na verloop van tijd er vaak schade ontstaat bij de aanpalenden.
De personen die een zakelijk recht verkrijgen op een geïnventariseerd onroerend goed tijdelijk van de belasting vrijgesteld dienen te worden teneinde hen de kans te geven aan de leegstand te verhelpen, doch deze vrijstelling vervalt indien tijdens deze periode tot wederverkoop wordt overgegaan.
Overwegende dat een aantal categorieën expliciet van deze vrijstelling moeten worden uitgesloten gezien het "verbonden" (rechts)personen betreft warbij een grote kans op misbruik van de vrijstellingsbepaling bestaat.
Om de kwaliteit van de onroerende goederen te verbeteren is het gepast om in een vrijstelling voor renovatie te voorzien die evenwel niet van toepassing is wanneer er geen sprake is van een daadwerkelijke renovatie of wanneer deze renovatie het gebruik van het onroerend goed overeenkomstig zijn bestemming niet belet.
Er werd voorzien in vrijstellingen ten behoeve van sociale huisvestings- en verhuurkantoren met het oog op het bevorderen van het sociaal-maatschappelijke functie.
Overwegende dat de toepassingstermijn van het vorige belastingreglement verstrijkt op 31 december 2019.
Het is nodig om de gevolgen die ontstaan in toepassing van het vorige reglement te handhaven onder het nieuwe reglement.
Overwegende dat het voorgaande ertoe leidt dat niet enkel de vrijstellingen uit het vorige reglement worden verdergezet, maar ook het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld - dat onder het oude reglement samenviel met de opname in het register - behouden blijft voor registraties die uiterlijk op 31 december 2019 plaatsvonden.
De eigenaars krijgen de kans om, in het jaar van de opname in de inventaris, binnen het jaar de situatie van onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd of leegstand ten gronde aan te pakken en daarom wordt er in het jaar van de inventarisopname geen heffing aangerekend.
Indien het geïnventariseerd goed voor de eerste vervaldagdatum van inventarisatie niet werd geschrapt of geen vrijstelling werd aangevraagd of kon verkregen worden, wordt er strenger opgetreden met het heffen van de belasting.
De tarieven van de verordening zijn sinds het aanslagjaar 2005 onveranderd gebleven; een actualisatie van de tarieven is bijgevolgd verantwoord.
De heffingstermijn van de belastingverordening verstrijkt op 31 december 2019
Rekening houden met de toestand van de stadsfinanciën.
Het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, meer bepaald de artikelen 40, 287 en 288.
Het Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Het Decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op Titel III,hoofdstuk II, laatst gewijzigd bij Decreet van 29 maart 2013.
Het besluit van 02 april 1996 van de Vlaamse regering betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen en latere wijzigingen.
Gelet op het Decreet van 22 december 1995, houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, inzonderheid op hoofdstuk VIII, afdeling 2, laatst gewijzigd bij Decreet van 29 maart 2013.
Het Besluit van 12 juli 2013 van de Vlaamse regering betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen.
Gelet op omzendbrief KB/ABB 2019/2 van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, houdende de coördinatie van de onderrichtingen over de gemeentefiscaliteit.
Het gewijzigde Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en latere wijzigingen, hierna het Decreet Grond- en Pandenbeleid genoemd.
Zijn Besluit van 23 december 2004, houdende de aanneming van de Belastingverordening op woningen en/of gebouwen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd, leegstaand of onafgewerkt voor de dienstjaren 2005 tot en met 2009;
Zijn Besluit van 18 december 2009, houdende de aanneming van de Belastingverordening op woningen en/of gebouwen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd, leegstaand of onafgewerkt voor de aanslagjaren 2010 tot en met 2013;
Zijn Besluiten van 14 december 2012 en 26 april 2013, houdende de wijziging van de Belastingverordening op woningen en/of gebouwen die beschouwd worden als onbewoonbaar,oneschikt, verwaarloosd of leegstaand;
Zijn Besluit van 14 december 2013 houdende vaststelling van de Belastingverordening op woningen en/of gebouwen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd of leegstaand voor de aanslagjaren 2014 tot en met 2019.
Het Besluit van 10 juli 2009 van de Vlaamse regering, houdende nadere regels betreffende het Leegstandsregister en houdende wijziging van het Besluit van 02 april 1996 van de Vlaamse regering betreffende de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen en/of woningen.
Het arrest nummer 4/2010 van 20 januari 2010 van het Grondwettelijk Hof;
Het arrest van de zesde fiscale kamer van het Hof van Beroep te Gent van 29 oktober 2013;
Artikel 23 van de Belgische grondwet.
Neemt de Belastingverordening op woningen en/of gebouwen die beschouwd worden als onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd of leegstaand, opgenomen in bijlagen (GR 2020 - onbewoonbaar, ongeschikt, verwaarloosd of leegstaand; GR 2020 - bijlage 1 - TVVW; GR 2020 - Bijlage 2 - AAVW; GR 2020 - Bijlage 3 - AAL; GR 2020 - bijlage 4 - TVLS; GR 2020 - bijlage 5 - aanvraagformulier vrijstelling), aan voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025.
Belast het College van Burgemeester en Schepenen met het vaststellen van de secundaire modaliteiten.
Deelt de aangepaste beslissing, opgenomen in een gecoördineerde Verordening, mee aan de Vlaamse regering en deelt een voor eensluidend afschrift mee aan de Gouverneur.