Eén van de luiken binnen het nieuwe departement Publieke Relaties is de directie Stadsmarketing en -communicatie.
De visie en missie van deze directie omvatten o.a. het voeren van een imago- en marketingbeleid van Stad Oostende.
In het kader van deze visie en missie wordt aan de Gemeenteraad goedkeuring gevraagd voor de samenwerkingsovereenkomst met contractnummer IF2019258.
Stad Oostende werkt samen met Toerisme Oostende vzw, de VRT en het productiehuis Geronimo aan de realisatie van een programma dat in zijn verhaallijn focust op de hulpdiensten, meer bepaald de brandweer. De reeks wordt zo goed als volledig in Oostende gedraaid en heel wat plaatsen in de stad worden herkenbaar in beeld gebracht. Oostende is op die manier een “personage” in de reeks. In ruil biedt Stad Oostende waar mogelijk ondersteuning bij de opnames en wordt er per seizoen een financiële bijdrage overeengekomen. Stad Oostende draagt 53.000 euro incl. 6% btw per seizoen bij. Het contract gaat uit van twee seizoenen (telkens van 10 afleveringen), met een optie op een derde seizoen.
De samenwerkingsovereenkomst werd op voorhand juridisch afgetoetst door de directie Bestuurszaken.
Art. 28 §1 2° van de Wet inzake de overheidsopdrachten stelt dat de aankoop, ontwikkeling, productie of coproductie van programmamateriaal bestemd voor audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, die worden geplaatst door aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, of opdrachten betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma's die worden gegund aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, uitgesloten zijn van de regelgeving inzake overheidsopdrachten.
Vermits de beelden van de reeks gebruikt zullen worden voor toeristische doeleinden, is het btw-regime van 6% van toepassing. De bevestiging hiervan per mail gaat als bijlage.
Wet inzake overheidsopdrachten.
Zie nota in bijlage
Keurt de samenwerkingsovereenkomst -als bijlage- met contractnummer IF2019258 goed.
Verleent aan het College van Burgemeester en Schepenen het mandaat om verder te beslissen m.b.t. mogelijke secundaire modaliteiten en verdere concrete uitwerkingen.