Terug
Gepubliceerd op 30/04/2020

2020_GR_00151 - Immobilaire bewerkingen - Ensorpark - Gronden achter de Duinenkerk - Lot A - verwerving van een partij grond in kader van de realisatie van het natuurinrichtingsproject - Goedkeuring

Gemeenteraad
ma 27/04/2020 - 19:00 gemeenteraadszaal
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Wouter De Vriendt, Bart Tommelein, Björn Anseeuw, Silke Beirens, Kurt Claeys, Charlotte Verkeyn, Bart Plasschaert, Hina Bhatti, Maxim Donck, Charlotte De Backer, Yves Miroir, Christian Verougstraete, Nancy Bourgoignie, Tom Germonpré, Arne Deblauwe, Vanessa Vens, Nancy Moyaert, Natacha Waldmann, Danick Minne, John Crombez, Steven Nagels, Jan Vanroose, Patrick De Vyt, Karel Labens, Jeroen Soete, An Casteleyn, Belinda Torres Leclercq, Sandra Demuynck, Vanessa Brysse, Luba Minarikova, Mohsin Abbas, Alan Van Laer, Nathalie Vervaecke, Reddy De Mey, Wesley Deschuytter, Jolan Deschepper, Eddy Duchesnet, David Naessens, Gianni Cornette, Michael Vanhee, Frank Jongbloet, Philip Caestecker, Kristof Beuren

Secretaris

Kristof Beuren

Voorzitter

Wouter De Vriendt
2020_GR_00151 - Immobilaire bewerkingen - Ensorpark - Gronden achter de Duinenkerk - Lot A - verwerving van een partij grond in kader van de realisatie van het natuurinrichtingsproject - Goedkeuring 2020_GR_00151 - Immobilaire bewerkingen - Ensorpark - Gronden achter de Duinenkerk - Lot A - verwerving van een partij grond in kader van de realisatie van het natuurinrichtingsproject - Goedkeuring

Motivering

Regelgeving: bevoegdheid

dlb0002

Aanleiding en context

De eigenaar van een partij grond gelegen tussen de Duinenstraat en de Nieuwpoortsesteenweg in Oostende, is bereid deze partij grond over te dragen aan de Stad voor de realisatie van het Ensorpark.

Aan de Gemeenteraad wordt voorgesteld om deze immobilaire bewerking aan te nemen.

Argumentatie

De aankoop van de partij grond kadert in de realisatie van het Ensorpark.

Juridische grond

-

Regelgeving bevoegdheid

Artikel 40-41 van het decreet lokaal bestuur
De gemeenteraad is bevoegd op basis van artikel 40-41 van het decreet lokaal bestuur

Besluit

De Gemeenteraad keurt eenparig het volgende besluit goed.

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

§ 1.      De Stad neemt jegens de heer Marcel Charles COPPIN, geboren in Middelkerke op 05 oktober 1931, ongehuwd, wonende in 8400 Oostende, Nieuwpoortsesteenweg 118, hier vertegenwoordigd via notariële zorgvolmacht, opgesteld door notaris Coudeville-Baeke in Oostende, door haar lasthebbers, met name de heer Johan Camiel Ernest Sanders, geboren op 18 augustus 1946, wonend in 8490 Jabbeke, Paddegatstraat 2, en de heer Urbain Ernest Achiel Cartrysse, geboren op 13 maart 1943, wonend in 8400 Oostende, Ernest Feysplein 8 bus 1001, hierna genoemd de "overdragende partij", de volgende partij grond over :

  • Lot A, bij het Kadaster gekend in Oostende, 5de afdeling, sectie B, als percelen met nummer 412 M, 144 C, 142 K, 142 F, 142 P, 142 R, 142 N, 150, 142 H, 148 B, 149 B, 154 B, en als delen van de percelen nummers 492 A en 492 B,

met een totale gemeten oppervlakte door landmeter-expert Johan Vandewalle van vijfenvijftigduizend vierhonderd drieëndertig vierkante meter (55.433 m²),

hierna genoemd "het goed", dat is aangeduid op het hierbij gevoegde plan dat voor prekadastratie zal aangeboden worden bij de Algemene Administratie voor de Patrimoniumdocumentatie. 

§ 2.      Het goed wordt overgedragen in volle eigendom, vrij van pacht, huur en gebruiksrecht en van alle welkdanige lasten, voorrechten, hypotheken en belastende randmeldingen, die niet door tegengestelde zijn gevolgd, met vrijwaring voor alle stoornissen, uitwinningen en alle welkdanige hindernissen.

§ 3.      Het goed wordt overgedragen in de toestand waarin het zich bevindt, met de voordelige en nadelige, zichtbare en onzichtbare, actieve en passieve, voortdurende en niet-voortdurende erfdienstbaarheden, maar zonder dat deze bepaling iemand meer rechten kan verstrekken dan deze die voortspruiten uit regelmatige titels of uit de wet.

§ 4.      Geen enkele vordering mag worden ingebracht wegens een vergissing in de aanduiding of in de grootte, het verschil in meer of in min, al overtrof dit één twintigste, blijvend ten bate of ten laste van de Stad.

Artikel 2

§ 1.      De overdracht van het goed geschiedt voor openbaar nut namelijk voor de realisatie van een natuurinrichtingsproject.

§ 2.      Aan de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie wordt derhalve de kosteloze registratie van de authentieke akte gevraagd, in toepassing van het art. 161-2° van het Wetboek der Registratierechten.

§ 3.      Geen bouwwerk noch enige vaste of verplaatsbare inrichting die voor bewoning kan worden gebruikt, mag op het goed worden opgericht zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verkregen.

§ 4.      Het goed is:

1)      deels gelegen binnen de grenzen van het Gewestplan “Oostende-Middenkust” dat bij het Koninklijk Besluit van 26 januari 1977 werd vastgesteld. Het goed is gelegen in het gebied bestemd als natuurgebied ;

2)      deels gelegen binnen de grenzen van het Gewestelijk RUP ‘Afbakening Regionaal Stedelijk gebied Oostende’, dat bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 definitief werd vastgesteld. Het goed is gelegen in het deelgebied 11 ‘Open ruimte corridor’ als artikel 11 natuurgebied met overdruk grote eenheid natuur

§ 5.      Het goed is niet begrepen in een goedgekeurd Bijzonder Plan van Aanleg of Gemeentelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

§ 6.      Het goed is niet begrepen in een gebied van een goedgekeurde verkaveling.

§ 7.      Het goed zal niet worden aangewend voor een bebossing ter compensatie van een ontbossing ingevolge artikel 90bis van het Bosdecreet dat bij een Besluit van 13 juni 1990 van de Vlaamse regering werd vastgesteld

Artikel 3

§ 1.      De overdracht van het goed geschiedt tegen de betaling door de Stad aan de overdragende partij van de som van driehonderd zesenveertigduizend vierhonderd zesenvijftig euro vijfentwintig eurocent (€ 346.456,25), waarin alle mogelijke vergoedingen zijn begrepen die in de praktijk bij onteigening worden toegekend, waaronder de wederbeleggingsvergoeding.

§ 2.      De betaling van de koopsom geschiedt nadat de authentieke akte aan de vereiste formaliteiten is onderworpen en uiterlijk drie maanden na de datum waarop de akte wordt verleden, rekening houdend evenwel met een eventuele aftrek van de bedragen die zouden kunnen worden gevorderd door schuldeisers in wiens voordeel gebeurlijk op het goed hypothecaire inschrijvingen zouden genomen zijn tot zekerheid van de schuldvorderingen tegen de overdragende partij en voor zover desgevallend de instemming van deze schuldeisers met de doorhaling van deze inschrijvingen wordt verkregen.

§ 3.      In voorkomend geval zullen van de uit te keren som de bedragen aan nog verschuldigde belastingen, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen en dit van de Belasting op de Toegevoegde Waarde worden ingehouden en rechtstreeks aan de betrokken ontvangers worden betaald.

§ 4.      Indien het goed niet vrij zou zijn van de sub artikel 1 § 2 bedoelde lasten en hypotheken, heeft de Stad het recht zich van de koopsom te kwijten door neerlegging van de koopsom in de Consignatiekas, zonder voorafgaande aanbieding noch aanmaning. Dit zal eveneens het geval zijn indien verzet tegen de betaling zou bestaan. De kosten van de lichting van de consignatie zijn in dat geval ten laste van de overdragende partij.

§ 5.      De overdragende partij machtigt de Stad zich van de haar toekomende som te kwijten door overschrijving ervan op een door haar aan te wijzen rekening, die zij bij een financiële instelling heeft geopend.

§ 6.      Alle kosten die verbonden zijn aan het verlijden van de akte en aan de overschrijving ervan bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie vallen ten laste van de Stad.

§ 7.      In het geval de sub § 1 vermelde som niet binnen de sub § 2 gestelde termijn zou zijn betaald, is de Stad een interest verschuldigd, die berekend wordt tegen de wettelijke rentevoet die in burgerrechtelijke zaken van toepassing is, op de sub § 1 vermelde som over de periode die aanvangt op de vervaldatum en eindigt op de dag waarop de betaling van de som effectief is verricht.

Artikel 4

§ 1.      De Stad heeft vanaf de datum waarop de authentieke akte wordt verleden, de volle eigendom van het goed.

§ 2.      Deze akte zal worden verleden binnen drie maanden nadat de beslissing ad hoc van de Gemeenteraad van de Stad Oostende kracht van uitwerking heeft verkregen, d.w.z. op het ogenblik dat de termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop het Provinciebestuur van deze beslissing in kennis werd gesteld, is verstreken, zonder dat de toezending van het dossier is gevorderd, hetzij bij opvraging van het dossier op het ogenblik dat de termijn van 30 dagen te rekenen vanaf de dag volgend op de ontvangst van het dossier is verstreken, zonder dat een beslissing tot schorsing aan de Stad is genotificeerd. In het geval op het goed hypothecaire inschrijvingen zouden zijn genomen, zal de datum van aanvang van de bedoelde termijn van drie maanden worden verschoven naar de datum waarop de instemming met de doorhaling van de hypothecaire inschrijvingen vanwege de schuldeisers is verkregen.

§ 3.      In deze akte zal worden bepaald dat de overdragende partij:

1)      afziet van elke eis tot ontbinding van de koopovereenkomst en van elke vordering tot terugeising of wederafstand van het goed welke bestemmingswijziging het ook moge ondergaan en dit ondanks elke hiermee strijdige bepaling;

2)      de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD) ontslaat van de verplichting enige inschrijving van ambtswege te nemen.

§ 4.      Het bedrag van de onroerende voorheffing dat op het goed betrekking heeft, moet verhoudingsgewijs door de Stad worden gedragen, vanaf de eerste dag van de maand, die volgt op de datum waarop de akte wordt verleden.

§ 5.      De overdragende partij is ertoe gehouden de authentieke akte van overdracht van het goed te ondertekenen binnen de periode van tien dagen die volgt op de datum van ontvangst van het verzoek dat de Stad hiertoe tot haar zal richten.

§ 6.      De overdragende partij is ertoe gehouden het goed ter beschikking te stellen van de Stad uiterlijk op de laatste dag van de maand waarin de akte wordt verleden.

Artikel 5

De overdragende partij bevestigt dat zij tot op heden geen verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling heeft ingediend overeenkomstig de Wet van 05 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en bijgevolg niet het voorwerp uitmaakt van de procedure ad hoc.

Artikel 6

De overdracht van het goed geschiedt op de opschortende voorwaarden dat :

  • dit raadsbesluit kracht van uitwerking heeft verkregen ;
  • in toepassing van artikel 101 van het decreet van 27 oktober 2006 van de Vlaamse Raad betreffende de bodemsanering aan de Stad door de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest overeenkomstig artikel 5 § 3 van het voormeld decreet een bodemattest wordt uitgereikt, waaruit blijkt dat de percelen die deel uitmaken van het goed niet zijn opgenomen in het register van de verontreinigde gronden.

Artikel 7

Wijst de hieruit voortvloeiende uitgave toe aan ST/22000000/068000//2020-015/041///800-01 van het budget 2020.

Artikel 8

Het College van Burgemeester en Schepenen wordt belast met het vaststellen van de secundaire modaliteiten.