De directie omgeving detecteert een systematische verharding van de voortuinstroken op, dikwijls uitgevoerd zonder vergunning en in strijd met de bepalingen van bijzondere plannen van aanleg, ruimtelijke uitvoeringsplannen of de stedenbouwkundige verordening. Dit staat haaks op de visie vanuit het witboek beleidsplan Ruimte, en de principes meegenomen in de huidige stedenbouwkundige verordening, die beiden streven naar een ontharding van de bodem.
De bevoegde schepen gaf in 2019 opdracht aan de dienst Omgevingsvergunningen (thans Team Omgevingsvergunningen) om de stedenbouwkundige verordening kritisch te herlezen en het traject tot herziening op te starten.
In 2020 werd deze opdracht verdergezet door de beleidscel Omgevingsplanning en werd een beleidsnota 'verhardingen in de stad Oostende' opgestart.
De beleidsnota ‘Verhardingen in de stad Oostende’ is een eerste stapsteen in de voorbereiding van de herwerking van de stedelijke verordening op bouwwerken. Het is een beleidsvoorbereidend document dat antwoord biedt op de systematische verharding van (o.a.) voortuinstroken en schrijft zich in binnen het onthardingsdiscours zoals opgenomen in het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. De beleidsnota doet voorstellen om (o.a.) voortuinen te ontharden met behoud van het nodige comfort en de wens om wagens op eigen terrein te stallen – en zo het openbaar domein te vrijwaren van wagens (zodat ook daar eenvoudiger kan onthard worden). De onthardingsnota staat in nauw dialoog met de recent besliste parkeernota (voorbereid door de beleidscel mobiliteit). De nota kent geen verordenend karakter en is zuiver te beschouwen als voorbereidend werk voor de stedelijke
verordening op bouwwerken.
Omdat het herzien van de stedenbouwkundige verordening een decretaal vastgelegde procedure moet doorlopen die veel meer omvat dan enkel het vraagstuk dat zich hier stelt, stellen we voor om deze specifieke problematiek omwille van haar precaire karakter uit te lichten.
Om sneller op de bal te kunnen spelen, en om meteen ook een doorstart te geven aan het thema binnen de herziening van de stedenbouwkundige verordening, stellen we voor om deze te vatten in een ‘beleidsmatig gewenste ontwikkeling’.
Concreet worden enkele wijzigingen in de interpretatie van artikels 30 en 44 van de stedenbouwkundige verordening (die de verhardingsgraad op percelen bij woongebouwen regelen) voorgesteld. Deze kunnen samengevat worden als volgt:
Deze beleidsvoorbereidende nota met daarin de voorgestelde principes, hun onderbouwing en nuances zijn bijgevoegd in bijlage.
Artikel 4.3.1. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening:
“(...)
§ 2. De overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt beoordeeld met inachtneming van volgende beginselen
1° het aangevraagde wordt, voor zover noodzakelijk of relevant, beoordeeld aan de hand van aandachtspunten en criteria die betrekking hebben op de functionele inpasbaarheid, de mobiliteitsimpact, de schaal, het ruimtegebruik en de bouwdichtheid, visueel-vormelijke elementen, cultuurhistorische aspecten en het bodemreliëf, en op hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen, in het bijzonder met inachtneming van de doelstellingen van artikel 1.1.
2° het vergunningverlenende bestuursorgaan houdt bij de beoordeling van het aangevraagde rekening met de in de omgeving bestaande toestand, doch het kan ook de volgende aspecten in rekening brengen
a) beleidsmatig gewenste ontwikkelingen met betrekking tot de aandachtspunten, vermeld in punt 1
b) de bijdrage van het aangevraagde aan de verhoging van het ruimtelijk rendement voor zover:
1) de rendementsverhoging gebeurt met respect voor de kwaliteit van de woon- en leefomgeving
2) de rendementsverhoging in de betrokken omgeving verantwoord is;
(...)”
Het College van Burgemeester en Schepenen neemt kennis van de beleidsnota 'Verhardingen in de stad Oostende' en maakt ze zich eigen.
Het College van Burgemeester en Schepenen keurt de beleidsnota 'Verhardingen in de stad Oostende' goed en kent deze het statuut Beleidsmatig gewenste ontwikkeling toe.