Decreet Lokaal Bestuur, artikel 304 § 2
Huishoudelijk reglement gemeenteraad, artikel 36
De heer Ulf Istas diende op 20 maart 2022 een verzoekschrift in bij het stadsbestuur van Oostende met volgende vragen:
Waarom is de verblijfsbelasting niet berekend op basis van het kadastraal inkomen?
Het College van Burgemeester en Schepenen heeft volgende repliek voorbereid in haar zitting van 08 april 2022:
Op de vraag waarom de belasting op de tweede verblijven niet kan berekend worden op basis van het kadastraal inkomen, verwijst de dienst Belastingen naar de omzendbrief betreffende de gemeentefiscaliteit (KB/ABB 2019/2) van de Vlaamse Regering.
In deze omzendbrief kan een belasting op de tweede verblijven worden geheven op het eigendom of het gebruiksrecht van het tweede verblijf. De gemeentebelasting mag niet berekend worden op het kadastraal inkomen of enige andere belastbare grondslag van de in artikel 464, 1° WIB 1992 genoemde inkomstenbelasting.
Het Agentschap Wonen Vlaanderen verwijst ook naar een arrest van de Raad van State van 18 maart 2003 waardoor het kadastraal inkomen geen grondslag mag vormen voor een gemeentelijke belasting.
De belasting op de tweede verblijven heeft ook niks te maken met de grootte of de ligging van het tweede verblijf. Zowel de inwoners als tweedeverblijvers van Oostende maken gebruik van de gemeentelijke infrastructuur, de dienstverlening en het openbaar domein. De belasting op de tweede verblijven dient onder andere voor het uitvoeren van ingrijpende infrastructuurwerken in de stad en het op peil houden van het comfort (bijvoorbeeld door dienstverlening zoals het ophalen van huisvuil en het onderhoud straten en parken) voor de inwoners en de tweedeverblijvers.
Stad Oostende levert belangrijke financiële inspanningen om een kwaliteitsvolle dienstverlening aan te bieden en om het openbaar domein en de gemeentelijke infrastructuur te onderhouden.
Decreet Lokaal Bestuur, artikel 304 § 2 en 5 & artikel 40 § 1
Huishoudelijk reglement gemeenteraad, artikel 36
Neemt kennis van het verzoekschrift van de heer Ulf Istas van 20 maart 2022, overeenkomstig artikel 304 § 2 van het Decreet Lokaal Bestuur, over tweedeverblijfstaks.
Neemt kennis van het antwoord voorbereid door het College van Burgemeester en Schepenen in haar zitting van 08 april 2022, waarvan kopie in bijlage (2022_CBS_01855):
Op de vraag waarom de belasting op de tweede verblijven niet kan berekend worden op basis van het kadastraal inkomen, verwijst de dienst Belastingen naar de omzendbrief betreffende de gemeentefiscaliteit (KB/ABB 2019/2) van de Vlaamse Regering.
In deze omzendbrief kan een belasting op de tweede verblijven worden geheven op het eigendom of het gebruiksrecht van het tweede verblijf. De gemeentebelasting mag niet berekend worden op het kadastraal inkomen of enige andere belastbare grondslag van de in artikel 464, 1° WIB 1992 genoemde inkomstenbelasting.
Het Agentschap Wonen Vlaanderen verwijst ook naar een arrest van de Raad van State van 18 maart 2003 waardoor het kadastraal inkomen geen grondslag mag vormen voor een gemeentelijke belasting.
De belasting op de tweede verblijven heeft ook niks te maken met de grootte of de ligging van het tweede verblijf. Zowel de inwoners als tweedeverblijvers van Oostende maken gebruik van de gemeentelijke infrastructuur, de dienstverlening en het openbaar domein. De belasting op de tweede verblijven dient onder andere voor het uitvoeren van ingrijpende infrastructuurwerken in de stad en het op peil houden van het comfort (bijvoorbeeld door dienstverlening zoals het ophalen van huisvuil en het onderhoud straten en
parken) voor de inwoners en de tweedeverblijvers.
Stad Oostende levert belangrijke financiële inspanningen om een kwaliteitsvolle dienstverlening aan te bieden en om het openbaar domein en de gemeentelijke infrastructuur te onderhouden.
Keurt de voorbereide repliek door het College van Burgemeester en Schepenen goed en belast het College van Burgemeester en Schepenen om de heer Ulf Istas hiervan op de hoogte te brengen.